Die reisfoto’s komen eraan, hou je wel rekening met het tegenlicht?

Welke fotocombinaties zijn er allemaal mogelijk?

We krijgen te maken met mooie zomerse en zonnige dagen!
Dat betekent wel veel en fel zonlicht. We leggen je uit hoe je ook met dit felle licht kunt blijven fotograferen en hoe je dit licht juist kunt inzetten.

 

Fel zonlicht

De zon nodigt uit om naar buiten te gaan en ook om foto’s te maken.
Zonlicht heeft grote invloed op hoe de wereld eruitziet, maar het is nog best lastig om bij fel zonlicht mooie foto’s te maken.
De makkelijkste manier om bij zonlicht te fotograferen, is door er met je rug naartoe te gaan staan.
Want licht dat van achteren komt, zet alles wat zich voor jou bevindt letterlijk in het zonnetje.
De omgeving wordt gelijkmatig verlicht en er zijn weinig diepe schaduwen, omdat die vooral achter objecten vallen.
De belichting gaat daardoor vaak vanzelf goed en de kleuren zien er fraai uit.

 

Licht van opzij

Het beeld wordt interessanter zodra je je wat meer richting de zon draait.
Omdat het licht nu meer van opzij komt, zijn er meer schaduwen te zien.
Deze schaduwwerking maakt het beeld levendiger en zorgt voor dieptewerking. De belichting wordt hierdoor wel iets lastiger.

Het contrast is toegenomen, dus er is een groter verschil tussen licht en donker.
Let daarom vooral op de belangrijkste delen van de foto en stel de belichting zo af dat deze delen optimaal op de foto komen.
Dit kan eenvoudig via de belichtingscompensatie.

Omdat de zon nu meer opzij staat, kan deze langs de voorzijde van het objectief schampen.
Vergeet daarom niet om de zonnekap te plaatsen. Die houdt veel van het storende licht tegen.

 

Tegen het licht in

Werk je met tegenlicht, dan wordt de omgeving nog steeds goed verlicht, maar je kijkt wel tegen de schaduwzijde van objecten aan.
De zon staat er immers achter. Waar de zon niet schijnt, valt weinig licht.
Het komt donkerder op de foto en ziet er grauwer en koeler uit. Dat maakt correct belichten complexer.

Zorg allereerst weer dat je de zonnekap op je objectief zet.
Als de zon hoog genoeg staat, kan die door een zonnekap geweerd worden. Zodra je de zon in beeld ziet, kan dit niet meer.

Staat de zon laag en wil je hem liever niet als een grote witte vlek op de foto hebben?
Kijk dan of je hem uit beeld kunt krijgen door een iets ander standpunt in te nemen.
Plaats de zon bijvoorbeeld precies achter een boom of het topje van een gevel.

Bij fel tegenlicht kun je prachtig met silhouetten werken omdat er diepe schaduwen ontstaan.
Een voorbijganger, een poserend model, een (kerk)toren, een oude eik kunnen dan prachtige objecten zijn.

En bloemen en rietpluimen lichten prachtig op bij tegenlicht, terwijl die bomen, bergen of gevels op de achtergrond in schaduwen gehuld blijven.
Door dit contrastverschil steken de bloemen en pluimen nog duidelijker af.

Door één of twee stops onder te belichten, voorkom je dat het hoofdonderwerp (de pluimen of de bloemen) overbelicht raakt.
Dankzij deze kortere belichting wordt de achtergrond nog donkerder en springt alles wat licht is er nog beter uit.

Zijn echter vooral de schaduwrijke delen belangrijk in je beeld, dan zullen de lichte delen overbelicht raken.
Gebruik eventueel een HDR-techniek (in camera of fotobewerker) om zowel de lichte als de donkere gebieden goed zichtbaar te maken.

De foto hieronder is trouwens met mijn Gsm genomen in Schotland.

 

Zonnig portret

Om in zonlicht een portretfoto te maken, kun je het best gebruikmaken van tegenlicht.
Je zet dus je model met de rug naar het licht toe. Het haar en contouren lichten dan mooi op.
Wel is het minder fraai dat het gezicht in de schaduw zit, maar met een reflector of flitser breng je het licht alsnog in balans.

Je kunt er ook voor kiezen om je zonnekap niet te gebruiken, en lensflare creatief in jouw portretfoto te gebruiken.
Richt de camera zorgvuldig, zodat de lichtvlekken niet storend zijn.
Laat lensflare bijvoorbeeld niet op een oog of op de mond vallen, maar plaats het strategisch in de buurt van je model.

Een portret maken met de zon in je rug is nog best lastig. Je model knijpt meteen de ogen dicht en er ontstaan schaduwplekken onder de ogen, neus en kin.
Dat staat niet fraai. Beter is het dan om een schaduwplek op te zoeken.
Denk aan beschutting onder een boom of naast een gebouw. Of laat je model in een deuropening of onder een overkapping poseren.
Wil je toch liever op een plek in de volle zon fotograferen?
Gebruik dan een diffusiescherm, zodat je model in zacht licht staat en vul dit aan met een reflector of flitser.

Hard en zacht(er) licht

Dat de zon schijnt, betekent niet dat het licht altijd dezelfde kwaliteit heeft. Is de lucht kristalhelder?
Dan heb je te maken met hard licht en tekenen de contouren van bijvoorbeeld gebouwen en bergen zich strak af tegen de diepblauwe lucht.

Zit er veel vocht of stof in de atmosfeer, dan is het licht diffuser en warmer van kleur.
Alles wat verder weg is, komt minder helder en met een kleurzweem op de foto.
Pak dan eens een (milde) telelens en maak een uitsnede om deze gelaagdheid te laten zien, in een drukke stad, of in een duin-, heuvel- of berglandschap.
Hoe verder weg een gebouw, bergrug, of heuvel, hoe waziger en blauwer het wordt. Dat geeft een mooie dieptewerking.

Bron: Zoom.nl